Op 7 juni 2016 maakten de verschillende regeringen en veiligheidsdiensten samen het nieuwe Nationaal Veiligheidsplan 2016-2019 bekend. Het plan kreeg de titel “Samen, naar de kern van de zaak” en legt uit welke tien veiligheidsfenomenen in ons land de komende jaren prioritair worden aangepakt.
Tegelijk met het Nationaal Veiligheidsplan (NVP) werd een nieuwe Kadernota Integrale Veiligheid 2016-2019 bekend gemaakt. Het vormt een belangrijk instrument bij die beleidsafstemming tussen het federale, het zonale en het lokale niveau, maar ook met dat van de regionale overheden, in het bijzonder dat van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (infra). De vorige Kadernota Integrale Veiligheid (KIV) dateerde al van 2004. Deze nieuwe KIV is het resultaat van een samenwerking tussen de federale en regionale overheden.[1]
Er werden in de beide plannen tien veiligheidsfenomenen weerhouden. Voor de lokale en de federale politie werd hun respectievelijke aandeel bij de uitvoering daarvan vastgelegd. Maar ook andere veiligheidsactoren nemen vaak een prominente rol op bij de uitvoering van de prioriteiten. We overlopen ze hierna kort en vermelden – indien relevant – een aantal concrete acties.
De strijd tegen radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme. Het spreekt voor zich dat dit thema op nationaal niveau een hoge prioriteit krijgt. Ook de voorbije jaren werkten de gerechtelijke, de politionele en de lokale overheden al samen rond dit thema, al gebeurde dat eerder fragmentarisch. Zowel op federaal als op regionaal niveau werd bijvoorbeeld een ondersteuningsaanbod uitgewerkt.[2] In het NVP 2016-2019 vinden we concrete acties terug. Primo, het opstellen van een kadaster van niet-erkende eredienstplaatsen, in samenwerking met gemeenten. Secundo, een “adequate” procedure voor het verwijderen van opruiende berichten op internet, in samenwerking tussen de federale politie, de staatsveiligheid en het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD). Tertio, verscherpen van de huidige selectieprocedures bij private beveiligingsfirma’s.
Mensensmokkel en mensenhandel. Er komt meer aandacht voor de problematiek van tienerpooiers en de uitbuiting van bedelaars. Een concrete actie is samenwerking met de transportsector bij de ontdekking van verstekelingen.
Geactualiseerd integraal en geïntegreerd drugbeleid. Er wordt geleidelijk aan afgestapt van een gedoogbeleid inzake drugs. Daarnaast komt er bijzondere aandacht voor de import en export van cocaïne via havens en de begeleiding van jongeren met een drug- en/of alcoholprobleem.
De strijd tegen sociale en fiscale fraude. Voor die laatste wordt een Kruispuntbank ingesteld, die binnen twee jaar de gegevens moet bevatten van alle effectieve begunstigden van juridische constructies die opgezet zijn naar Belgisch recht.
Bestrijding van cybercriminaliteit en cybersecurity. De bestrijding daarvan kan enkel gebeuren door de mogelijkheden van het internet en de informatica nog beter te benutten voor het opsporen van identiteitsfraude en domiciliefraude. Fraude bij e-commerce en e-diensten, aangeboden via het internet, moet eveneens sneller opgespoord worden.
Geweldscriminaliteit, aantasting van de persoonlijke integriteit en discriminatie. De focus ligt op de aanpak van intrafamiliaal geweld, seksueel geweld en kindermisbruik. Er werden een aantal concrete acties voorzien. Primo, in migrantenbuurten komt een speciale verbindingsagent die de bevolking moet stimuleren om aangifte te doen van geweldplegingen. Secundo, een centrum wordt opgericht waar experts inzake seksueel geweld iedere dag 24 uur op 24 ter beschikking zijn. Tertio, een nationaal actieplan moet homo- en transfoob geweld aanpakken. Quarto, personen die veroordeeld werden voor seksueel misbruik van minderjarigen, worden geregistreerd in de DNA-databank.
In reactie op georganiseerde eigendomscriminaliteit en goederentrafiek moet er systematisch – en opnieuw – contact opgenomen worden met slachtoffers van een inbraak.
Inbreuken inzake leefmilieu, verkeersveiligheid en overlast vragen bij voorkeur om een intensieve samenwerking tussen de verschillende veiligheidspartners, zowel op federaal, regionaal als lokaal niveau, maar ook over verschillende beleidsdomeinen heen.
Fraude met betrekking tot het leefmilieu kan betrekking hebben op inbreuken inzake afval, biodiversiteit, dierenwelzijn en energie. Ze vereisen vanzelfsprekend een intensieve samenwerking met de regionale overheden. Een actie die daaraan verbonden wordt, is de registratie van gevallen van energiefraude in een centrale databank.
Door burgers reeds in een vroege fase te betrekken bij overlastpreventie – onder meer door het stimuleren van overleg binnen buurtraden en waakzaamheid binnen buurtinformatienetwerken – moeten potentiële daders afgeschrikt worden om “overlast” te plegen.[3]
De identificatie van personen die een voertuig besturen “onder invloed” of “zware snelheidsovertredingen” begaan, kan helpen om hen in een vroege fase van de weg te plukken. In het NVP 2016-2019 vinden we concrete acties terug. Primo, het systematisch vervolgen van overtreders die inwoner zijn van een Europese lidstaat. Zowel wat identificatie als de vervolging van dergelijke overtreders betreft, is België bezig met een inhaalbeweging tegenover andere lidstaten. Secundo, het bijhouden door autoverhuurbedrijven van lijsten van hun klanten. Tertio, het instellen van een betrouwbare – mogelijks nationale – databank met gegevens van recidiverende verkeersovertreders. Die databank zal gevoed worden met de gegevens van bestaande automatisch werkende toestellen, zoals ANPR-camera’s.
Naast de tien voormelde prioritaire veiligheidsfenomenen werden ook zeven transversale thema’s opgenomen. Ze doorkruisen de veiligheidsfenomenen en richten zich al meer tot het operationele niveau. De KIV voorziet vijf transversale thema’s. Het NVP voegt er twee aan toe, die specifiek bestemd zijn voor de politiediensten.
De “bestuurlijke handhaving” vormt in steeds meer politiezones en gemeenten een prioriteit, in het bijzonder wanneer ze geconfronteerd worden met een georganiseerd criminaliteitsfenomeen. De aanpak daarvan gaat vaak het zonale of lokale niveau te boven en vergt daarom – opnieuw – een goede informatie-uitwisseling tussen de verschillende overheden. De lokale overheden kunnen rekenen op ondersteuning voor hun informatiehuishouding en krijgen een model voor bestuurlijke handhaving ter beschikking. Dat model werd samengesteld op basis van recent onderzoek door de Universiteit Gent waarbij een handleiding werd uitgewerkt met een overzicht van de een aantal goede bestaande structuren, ervaringen en praktijken.
Het gebruik van internet en ICT, zowel als het middel tot het plegen van criminaliteit als het middel tot het opsporen en handhaven van inbreuken, bijvoorbeeld bij illegale wapenhandel. Deze prioriteit kwam uitgebreid in de media aan bod. De ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie willen inzetten op “online politie”.[4] Bedoeling is vooral dat de politiediensten een oogje in het zeil houden, en proactief rechercheren op internet. Die taak moet uitgevoerd worden binnen het bestaande kader.
De strijd tegen identiteits- en domiciliefraude wordt onder meer aangepakt door in elke Belgische gemeente een ambtenaar aan te duiden die zich bezig moet houden met identiteitsfraude. Verder kunnen handtekeningen en foto’s van elektronische identiteitskaarten voortaan 15 jaar lang worden bijgehouden.
De buitgerichte aanpak en een verbeterde internationale samenwerking op bestuurlijk en strafrechtelijk vlak vormen de twee laatste transversale thema’s.
Het recherchemanagement en een dadergerichte aanpak vormen bijkomende transversale thema’s voor de politiediensten, die we enkel in het NVP terugvinden. Naast deze thema’s komen ook de interne bedrijfsvoering van de federale politie, de randvoorwaarden voor de lokale politie en de afstemming tussen de verschillende politieplannen aan bod.
Bij het bovenstaande overzicht van de beleidsprioriteiten en de transversale thema’s kunnen we een aantal algemene randbemerkingen formuleren.
De samenwerking tussen de verschillende actoren bij de uitvoering van het NVP en de KIV staat of valt met een goede informatie-uitwisseling. Uit de verschillende acties blijkt – opvallend zelfs – dat daartoe nieuwe gegevensregisters ingesteld worden en meer of betere persoonsgegevens verwerkt zullen worden. Het lijkt ons minstens vereist om de concrete vertaling daarvan met enige voorzichtigheid en aandacht voor de grondrechten te behandelen. Het doel van de gegevensverwerking zal wederom bepalend zijn voor het slagen van de actie.
De rol die is weggelegd voor de verschillende actoren moet afgeleid worden uit de beleidsprioriteiten zelf. De ervaring leert dat die rolverdeling zich niet makkelijk leent tot het opstellen van vaste lijstjes. Veel hangt af van de dagelijkse samenwerking tussen de gerechtelijke, de politionele en de gemeentelijke overheden. Gecoördineerde controleacties tegen sociale en fiscale fraude blijken het meest efficiënt wanneer de verschillende actoren die samen voorbereiden, uitvoeren en evalueren. De zonale prioriteiten zijn afhankelijk van de effectieve politiecapaciteit die de lokale zones ter beschikking hebben en de mogelijkheid tot federale ondersteuning bij de uitvoering daarvan. Een bewustzijn binnen verschillende gemeentelijke diensten over hun rol in het veiligheidsbeleid is belangrijk om op lokaal niveau een integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid te voeren. De uitvoering van de plannen staat of valt dus met een goede samenwerking tussen de actoren.[5]
Minstens even belangrijk blijft de afstemming van de verschillende federale, regionale en lokale beleidsplannen met het NVP en de KIV. Vorig jaar verscheen een beleidsplan sociale fraude en een beleidsplan fiscale fraude.[6] In juni werd nog een nieuw Veiligheidsplan voor Brussel aangekondigd, dat verder moet bouwen op het NVP.[7] Het agentschap Brussel Preventie en Veiligheid (BPV) wordt belast met de coördinatie van de uitvoering van het plan. Moeilijker wordt de afstemming tussen de nieuwe plannen en de aflopende zonale en gemeentelijke veiligheidsplannen. De lokale veiligheidsplannen volgen vaak de timing van het zonaal veiligheidsplan – en zullen dus binnenkort aangepast moeten worden op basis van de nieuwe federale plannen – maar dat is niet het geval met andere lokale beleidsplannen. Bovendien mogen we niet vergeten dat we over een kleine twee jaar nieuwe gemeenteraden kiezen. Veel politiezones gaven al te kennen dat ze hun bestaande zonale veiligheidsplannen met twee jaar willen verlengen of ze slechts in beperkte mate bij zullen sturen, zodat ze kunnen aflopen bij het aantreden van de nieuwe gemeentelijke bestuursploegen. Het is maar de vraag of de zonale en lokale plannen op korte termijn in lijn worden gesteld met de nieuwe federale plannen.
Tot slot mogen we niet vergeten dat de uitvoering van de verschillende prioriteiten op tijd geëvalueerd moet worden. Daar blijkt het schoentje vaak nog te knellen. Uit een recente studie van het Rekenhof blijkt bijvoorbeeld dat de federale politie met betrekking tot haar ondersteuning van de lokale politiezones wel voldoende duidelijke doelstellingen heeft – die in lijn liggen met het vorige NVP – maar te weinig informatie heeft over de realisatie van de doelstellingen.[8] Een overkoepelende visie op “integrale veiligheid” blijkt soms te ontbreken. Toch lijkt men zich op regeringsniveau bewust te zijn van de nood aan evaluatie. Er is een jaarlijkse evaluatie van de uitvoering van het plan voorzien.[9]
Indien de verschillende veiligheidsactoren onvoldoende rekening houden met deze cruciale randvoorwaarden, dan dreigt het Nationaal Veiligheidsplan – en daarmee samenhangend de Kadernota Integrale Veiligheid – slechts een catalogus van goed bedoelde beleidsprioriteiten te blijven. Het is nu een zaak van de verschillende veiligheidsactoren om zo snel mogelijk te bepalen of ze hun bestaande beleidsplannen in lijn brengen met de nationale prioriteiten of de komende jaren eerder kiezen voor een continuering van de lopende plannen.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
[1] Het samenwerkingsakkoord van 7 januari 2014 bepaalt dat de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie een ontwerp voorleggen aan de Interministeriële Conferentie inzake Veiligheids- en handhavingsbeleid; Art. 7 samenwerkingsakkoord van 7 januari 2014 met betrekking tot het strafrechtelijk beleid en veiligheidsbeleid, BS 17 juni 2014. Dit samenwerkingsakkoord werd ingesteld door een wijziging van art. 159, §1, lid 3 GW door de wet van 6 januari 2014 (zesde staatshervorming).
[2] Vlaamse projectsubsidiëring voor gemeenten die een “lokaal aanspreekpunt radicalisering” oprichten; Federale projectsubsidiëring voor gemeenten die een “lokale integrale veiligheidscel” voorzien.
[3] Merk op dat het fenomeen “overlast” in het NVP breder omschreven werd dan in de KIV. Het heeft in die eerste ook betrekking op “verbeteren van de openbare orde”.
[4] “Geens en Jambon willen meer politie online”, DataNews, 17/06/2016, p.8.
[5] “6 Regeringen, 1 veiligheidsbril”, Het Laatste Nieuws, 07/06/2016, p.4.
[6] Federaal plan aanpak sociale fraude (2015) http://socialsecurity.belgium.be/nl/strijd-tegen-sociale-fraude-samenwerking-belgie; Federaal plan aanpak fiscale fraude (2015) http://vanovertveldt.belgium.be/nl/beleidsplan-fiscale-fraudebestrijding.
[7] “Brussels veiligheidsplan legt accent op radicalisme, wapen- en mensenhandel”, Belga, 10/06/2016; Dit plan is één van de gevolgen van de zesde staatshervorming. Die gaf de mogelijkheid aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om een eigen gewestelijk veiligheidsplan in te stellen.
[8] “BMS: Verslag aan het federale parlement: Steun van de federale politie aan de lokale zones bij de handhaving van de openbare orde”, Belga, 05/07/2016; https://www.rekenhof.be/NL/Publicaties/Fiche.html?id=abfda5cf-3f82-4f25-87c4-21f412eff443
[9] “Politiechefs moeten zich meer verantwoorden”, De Morgen, 04/06/2016, p.6.