BlueConnect is een online bibliotheek van Vanden Broele

Drones: speelgoed, machine of luchtvaartuig?

Onlangs werden er door de Federale Politie en het PLOT een aantal drones gekocht waarvan bij de aankoop in het lastenboek niet gepreciseerd werd dat deze een CE-markering dienden te hebben. De producent/leverancier had deze CE-markering ook niet aangevraagd, om de reden dat het nooit de bedoeling was om deze professionele drones ook aan de consument te verkopen.

In de juridische zin van het woord is een consument de eindgebruiker, die het aangekochte goed niet voor professionele doeleinden gebruikt. De Federale Politie en het PLOT kunnen uiteraard niet als consument beschouwd worden.

Vanzelfsprekend had het toestel wel het certificaat van overeenstemming verkregen bij de Federale Overheidsdienst Mobilteit en Vervoer, zoals het K.B. van 10 April 2016 vereist. Maar deze professionele drone valt tevens onder het toepassingsgebied van de Codex over het Welzijn op het Werk (art. I.1-4) waardoor ook de relevante bepalingen in Boek IV (Arbeidsmiddelen) van toepassing zijn. Overeenkomstig art. IV.2-12 moeten arbeidsmiddelen voldoen aan de bepalingen van de besluiten, genomen in uitvoering van de communautaire richtlijnen (CE-markering) die op deze arbeidsmiddelen van toepassing zijn.

M.a.w. wil de drone gebruikt worden in een arbeidsrechtelijke context, en wil de werkgever voorkomen dat bij ongeval of schade hem geen verantwoordelijkheid kan worden aangewreven, dan zal de drone een CE markering moeten hebben.

Tegenstelling

De discussie op zich is al niet zo eenvoudig. Het vaststellen van welke regelgeving van toepassing is op een machine of product is niet zo eenvoudig en bezorgt de fabrikant vaak veel werk. Dit heeft ongetwijfeld deels te maken met de gebruikte titels en terminologie. Die kunnen behoorlijk misleidend zijn, en om er zeker van te zijn dat een regelgeving van toepassing is, ja dan neen, moet je de desbetreffende regelgeving eerst vinden, maar ook daadwerkelijk lezen

Bovendien krijgt men vaak te kampen met meerdere richtlijnen of verordeningen. Neem de koelkastbranche. Een koelkast valt onder de regels voor elektra, maar ook die voor ozon. Of bewakingscamera’s. Die vallen onder de regelgeving voor radioapparatuur (wifi), laagspanning en zelfs onder de machinerichtlijn als deze servomotoren bevatten.

Als fabrikant moet je alle geldende regelgeving maar zien te vinden.

En dan zijn er nog de grensgevallen, zoals drones. Is de drone een machine, speelgoed of valt het onder de regels voor luchtverkeer? Als je dat als fabrikant uit gaat zoeken, dan kom je erachter dat een kleine drone onder het speelgoed valt. Maar een grote drone valt deels onder de machinerichtlijn, deels onder de luchtvaartwetgeving en deels is er helemaal geen regelgeving voor. Geen wonder dus dat er in België terzake ook meerdere instanties bevoegd zijn: de FOD WASO, de FOD MOBILITEIT en de FOD ECONOMIE, KMO, MIDDENSTAND en ENERGIE, hetgeen de bespreking van de discussie er niet op vereenvoudigt.

De FOD ECONOMIE is bevoegd voor het op de markt brengen van een veilig product, in casu een drone, en voor de van toepassing zijnde richtlijnen. De FOD WASO is bevoegd voor het welzijn van de werknemers, en de FOD MOBILITEIT is bevoegd voor alles wat als luchtvaartuig wordt beschouwd.

En daar ligt juist het probleem.

De producent/leverancier beschouwt de professionele drone als een luchtvaartuig waarop noch het K.B. van 12 Augustus 2008, noch de Europese Machinerichtlijn 2006/42/EG, van toepassing is. Juist dit KB en Europese Richtlijn vereisen een CE-markering voor het op de markt brengen van een machine.

De preventie adviseur houdt er een andere mening op na. Art. 1.2 e ten vijfde van de Machinerichtlijn bepaalt namelijk :  “Deze richtlijn is niet van toepassing op vervoermiddelen voor het vervoer door de lucht, over het water en over spoornetten met uitzondering van daarop aangebrachte machines ...” In België is het echter verboden om met drones wat dan ook te vervoeren, wat - a contrario - betekent dat drones geen vervoermiddel zijn (lees : luchtvaartuig) en dat de Machinerichtlijn dus wel degelijk van toepassing is.

Bespreking

Voor beide standpunten valt er uiteraard iets te zeggen. Ongeacht de discussie over opportuniteit om, in functie van de gebruiker voor wie het toestel bestemd is, een toestel al dan niet CE te laten keuren, kan men er niet omheen dat een drone een luchtvaartuig is. Zelfs indien we er de a contrario redenering van de preventie adviseur op na houden.

Art 1 van de Wet van 27 Juni 1937, houdende herziening van de wet van 16 November 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart, definieert immers een luchtvaartuig als volgt:  “Luchtvaartuigen, alle toestellen die in den dampkring kunnen gehouden worden ten gevolge van de reactiekrachten welke de lucht er op uitoefent”. Of dit luchtvaartuig al dan niet, daadwerkelijk iets vervoert, of bij wet verboden wordt iets te transporteren, verandert niets aan haar kwalificatie als luchtvaartuig.

Er is ook geen discussie mogelijk dat een drone aan deze definitie beantwoordt. Maar voor zoveel als nodig, vindt dit bekrachtiging in het KB van 10 April 2016, met respect waarvan het toestel in kwestie werd gecertificeerd. Art. 1, 4° bepaalt : “op afstand bestuurd luchtvaartuig, afgekort als “RPA” : een onbemand luchtvaartuig, waarvan de maximale startmassa niet meer dan 150 Kg bedraagt, bestuurd vanaf een grondcontrolestation".

De producent/leverancier heeft verder ook een punt wanneer hij stelt dat er geen discussie kan bestaan over de veiligheid van het betrokken toestel. Minstens kan hij aantonen dat het toestel volgens TÜV aan alle veiligheidsvereisten voldoet.

Dit neemt evenwel niet weg, dat strikt volgens de letter van de wet, het toestel bij gebrek aan CE-markering niet bediend mag worden in een arbeidsrechtelijk kader. Indien er zich bij het gebruik ervan toch een schadegeval zou voordoen, kan de werkgever geconfronteerd worden met zijn aansprakelijkheid, ongeacht of het toestel aan alle TÜV vereisten voldoet, ja dan neen.

Laten we de Machinerichtlijn verder nog buiten beschouwing, moet bovendien gewezen worden op de Europese Richtlijn 2014/53/EU betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (In België de bevoegdheid van het BIPT : Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie). Deze richtlijn legt marktdeelnemers de verplichting op conformiteitsbeoordelingsprocedures te respecteren om aan te tonen dat de op de markt aangeboden radioapparatuur aan alle essentiële eisen voldoet. Deze procedures resulteren in de CE-markering als zichtbare uitkomst van een uitgebreid proces van conformiteitsbeoordeling in brede zin.

Met andere woorden, alle discussies en standpunten ten spijt, zal een drone steeds een CE-markering moeten hebben/krijgen om de eenvoudige reden dat het gebruik maakt van radioapparatuur (‘”Apparatuur die intentioneel radiogolven uitzendt en ontvangt ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie, maakt systematisch gebruik van het radiospectrum. Om ervoor te zorgen dat het radiospectrum efficiënt wordt gebruikt en aldus schadelijke interferentie wordt voorkomen, moet al deze apparatuur onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.”) Aangezien alle drones radio apparatuur gebruikt, zal elke drone een CE-markering moete verkrijgen, ogf het nu om speelgoed gaat, recreatieve drones of grote, professionele exemplaren.

Art. 1, 3 van de Radioapparatuurrichtlijn bepaalt echter “Deze richtlijn is niet van toepassing op radioapparatuur die uitsluitend wordt gebruikt voor activiteiten die betrekking hebben op de openbare veiligheid, defensie, de staatsveiligheid, met inbegrip van het economische welzijn van de staat wanneer de activiteiten verband houden met aangelegenheden die de staatsveiligheid betreffen, en voor de activiteiten van de staat op het gebied van strafrecht”.

In extremis

In extremis voerde de producent aan dat de Radioapparatuurrichtlijn inderdaad van toepassing is, doch enkel op de afstandsbediening. De drone zelf zou onveranderlijk een luchtvaartuig zijn en blijven. Deze stelling kan echter niet onderschreven worden. Zelfs wanneer twee CE gemarkeerde componenten samengevoegd worden, moet het samengestelde geheel op zich een nieuwe en aparte CE markering krijgen.

Wat drones aanbelangt, kan men moeilijk het toestel en de afstandsbediening of grondstation, elk afzonderlijk beschouwen. Het is dan ook heel terecht dat de Radioapparatuurrichtlijn van toepassing is op apparatuur ten behoeve van radiodeterminatie wat inhoudt : “het vaststellen van de positie, snelheid en/of andere kenmerken van een object of het verkrijgen van informatie over deze parameters door middel van voortplantingseigenschappen van radiogolven.

M.a.w. de Radioapparatuurrichtlijn is van toepassing zowel op het zendend als op het ontvangend toestel, als één geheel van een operationeel doel.

Conclusie

De Machinerichtlijn is niet het enige zaligmakende en allesbepalende element in deze discussie. De Machinerichtlijn is immers maar van toepassing, zolang geen specifieke wetgeving hiervan afwijkt en in andere bepalingen voorziet.

De CE-markering is al evenmin het enige mogelijke criterium. Deze markering dient immers een dubbel doel : enerzijds de bescherming van de gebruiker, maar anderzijds ook een louter commercieel doel. De CE-markering toont immers aan dat het op de markt gebrachte toestel aan alle veiligheidsvereisten voldoet, waardoor het vrij toegang krijgt tot de volledige Euopese markt, zonder dat een lidstaat individueel, bijkomende beperkingen mag opleggen. In een steeds meer geglobaliseerde wereld en markt, is er echter steeds meer plaats voor “gelijkwaardige” veiligheidsgaranties.

Feit blijft dat wanneer een preventieadviseur een negatief advies uitbrengt, de werkgever voor een niet risico loze beslissing komt te staan. Hij kan dit advies volgen, wat in casu betekent dat de drone aan de grond blijft. Of hij kan het advies naast zich neerleggen en hopen dat (1) er zich nooit een schadegeval voordoet, of (2) dat hij gevolgd wordt in de stelling dat hij mocht vertrouwen op gelijkwaardige veiligheidsgaranties.

Voor de politie stelt zich het probleem niet omdat de openbare veiligheid voor hen een uitzondering voorziet. In de private sector zal het probleem echter blijven bestaan. Ook zelfs voor de brandweer zal het probleem daarmee niet opgelost zijn. Zoals de Radioapparatuurrichtlijn het opvat, moet er naar de openbare veiligheid toe, immers een verband bestaan met het strafrecht. Wat de civiele Bescherming betreft, zou men bijgevolg nog kunnen twijfelen/discussiëren.

De producent/leverancier zal er dan ook alle belang bij hebben om, indien hij een zo breed mogelijk clienteel wil aanspreken, een CE-markering na te streven, ongeacht of de eindgebruiker het toestel aankoopt als speelgoed, voor professionele dan wel louter recreatieve doeleinden.

 

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...