BlueConnect is een online bibliotheek van Vanden Broele

TOELICHTING - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera’s door de politiediensten wordt aangegeven

Op 4 juni werd het 'Koninklijk Besluit tot vaststelling van de wijze waarop het gebruik van vaste en tijdelijk vaste camera's door de politiediensten wordt aangegeven' gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dit koninklijk besluit heeft als doel om gevolg te geven aan de verplichting opgelegd in artikel 25/2, § 2, 1°, van de wet op het politieambt, met name het bepalen van een pictogram ter aanduiding van politioneel cameragebruik.

Het koninklijk besluit werd opgesteld, niet alleen teneinde een volledige en juiste informatie te garanderen voor de burger, maar eveneens met als doel zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de bestaande situaties, ontstaan bij toepassing van het koninklijk besluit van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt (hierna KB van 10 februari 2008), dit teneinde de feitelijke impact ervan te beperken.

Immers, in bepaalde gemeentes zijn camera’s geplaatst en aangegeven geweest door de gemeentelijke overheid met toepassing van de camerawet, doch deze worden nu de facto overgedragen onder de verantwoordelijkheid van de politiediensten die ze vanaf heden gebruiken in het raam van de bepalingen van de wet op het politieambt. Het doel is om te vermijden dat alle pictogrammen die geplaatst zijn geweest door de gemeentes volledig zouden moeten worden vervangen door nieuwe pictogrammen in uitvoering van de wet op het politieambt.

Het is dan ook noodzakelijk dat er op een gerichte manier kan gewerkt worden opdat er met een minimaal aan handelingen kan tegemoet gekomen worden aan het nieuwe reglementaire kader. In die zin kunnen de wijzigingen, die in uitvoering van dit besluit verplicht zijn, worden aangebracht door gebruik te maken van stickers op de bestaande pictogrammen.

Dit gebruik van stickers ter actualisering van de reeds geplaatste pictogrammen mag evenwel niet verward worden met de reeds bestaande werkwijze van het gebruiken van pictogrammen onder de vorm van stickers ter aanduiding van het gebruik van camera’s op besloten plaatsen. Ook deze werkwijze wordt behouden.

De artikelen 1 tot en met 3 bepalen de voorschriften waaraan de pictogrammen dienen te voldoen, dit respectievelijk voor de niet-besloten plaatsen (bv. de openbare weg), de voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen (bv. de voor het publiek toegankelijke plaatsen van politiegebouwen) en de voor het publiek niet toegankelijke besloten plaatsen (bv. de politiecellen).

Onder meer de afmetingen waaraan de pictogrammen dienen te voldoen worden hierin bepaald. Teneinde de feitelijke impact te beperken, zoals hierboven reeds aangehaald, werden de reeds bestaande afmetingen, zoals vermeld in het KB van 10 februari 2008, hernomen.

Het gekende centrale teken van de camera blijft ook bewaard, teneinde voor de burger een blijvende graad van herkenbaarheid bij de aanduiding van aanwezigheid van camera’s te verzekeren. Echter met het oog op herkenbaar te zijn als “camera van de politiediensten” wordt er voorzien in het aanbrengen van het logo van de geïntegreerde politie. Zodoende zal de burger niet alleen geïnformeerd zijn van het feit dat hij gefilmd wordt, doch daarenboven is het ook visueel duidelijk dat dit gebruik plaatsvindt door de politie. Hierdoor wordt er tegemoet gekomen aan de wens van de wetgever, “want het belangrijkste is hier om de burgers ervan op de hoogte te brengen dat het de politie is die op die plaats camera’s gebruikt[1]”.

Met artikel 4 wordt de situatie geregeld wanneer eenzelfde camera wordt gebruikt door zowel een openbare overheid als door de politiediensten. Het gebruik van deze zelfde camera heeft immers twee verschillende wettelijke basissen (enerzijds de camerawet en anderzijds de wet op het politieambt). Teneinde te vermijden dat er hierdoor twee verschillende pictogrammen moeten geplaatst worden, wordt er in deze specifieke situatie voorzien in de mogelijkheid tot het “delen” van het pictogram.

Concreet wordt het logo van de geïntegreerde politie door middel van een sticker aangebracht op het reeds door de openbare overheid geplaatste pictogram, dit teneinde aan te geven dat er sprake is van medeverantwoordelijkheid. Dergelijke maatregel bestendigt ook de wens voor een minimaal aantal uit te voeren aanpassingen.

Deze bepaling is uitsluitend van toepassing op de hypothese waarbij dezelfde camera wordt gebruikt door zowel de politiediensten als een openbare overheid. Indien dergelijk gezamenlijk gebruik van techno- logie plaatsvindt tussen de politiediensten enerzijds en een andere entiteit die geen openbare overheid is anderzijds (zoals bv. in luchthavens of havenfaciliteiten), dan behoudt elke gebruiker van de camera zijn eigen verplichting tot het plaatsen van een pictogram en zullen er dus twee verschillende pictogrammen moeten geplaatst worden. Het betreft hier immers niet alleen twee verschillende wettelijke basissen (enerzijds de Camerawet en anderzijds de wet op het politieambt), doch daarenboven ook verschillende finaliteiten (i.t.t. de situatie waarbij er een gebruik is samen met een openbare overheid, waarbij ook gelijkaardige finaliteiten kunnen nagestreefd worden).

Het artikel 4 voorziet niet in de vermelding van de politiedienst die de camera gebruikt, noch van een contactpersoon van deze laatste, naast de reeds aanwezige vermeldingen voor de openbare overheid. In haar advies 4/2019 meent het Controleorgaan op de politionele informatie dat dit een inbreuk uitmaakt op artikel 37 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna “wet gegevensbescherming”), dat de informatiecategorieën die mede te delen zijn aan de personen wiens gegevens worden verwerkt opsomt. Het betreft hier echter een gezamenlijke verantwoordelijkheid in de zin van artikel 52 van de wet gegevensbescherming, dus niets verzet zich er tegen dat de verplichtingen van de verschillende verwerkingsverantwoordelijken, inzonderheid betreffende de mededeling van de informatie bedoeld in artikel 37 van de wet gegevensbescherming, op transparante wijze gedeeld zouden worden door deze laatsten.

Overigens doet artikel 4 geen afbreuk aan het door de wetgever nagestreefde doel, te weten het ter beschikking stellen aan de betrokken personen van de informatie waarop zij recht hebben, zoals de identificatie van de mede-verwerkingsverantwoordelijke. Immers, de betrokken persoon die zich richt tot de openbare overheid aangegeven op het pictogram met het oog op het identificeren en, desgevallend, contacteren van de politiedienst die de verantwoordelijkheid van de verwerking deelt, zal alle hiervoor nodige gegevens bekomen.

Ten slotte wordt er in artikel 5 bepaald welke minimale vermeldingen er juist moeten aangebracht worden op het pictogram:

  • De wettelijke basis (de wet op het politieambt) wordt uitdrukkelijk vermeld, niet alleen om de burger te informeren doch ook om duidelijk aan te geven dat het hier geen “camerabewaking” is in de zin van de camerawet;
  • De gebruiker van de camera (politiezone of directie van de federale politie) wordt geïdentificeerd opdat betrokkene weet waar hij terecht kan om zijn rechten uit te oefenen. Dit is ook een verplichting overeenkomstig de wet gegevensbescherming;
  • De contactgegevens die betrokkene kan gebruiken om contact op te nemen met de in het vorige lid vermelde dienst moeten ook aangebracht worden. De keuze van contactgegevens (adres, telefoon, email, ...) wordt echter overgelaten aan de appreciatie van de voormelde diensten, die hierover kunnen beslissen rekening houdende met hun lokale praktijken. De enige doorslaggevende voorwaarde is dat er een effectieve wijze van contactname moet worden voorzien;
  • Ten slotte, zoals hierboven reeds aangehaald, wordt er voorzien in het aanbrengen van het logo van de geïntegreerde politie opdat er geen twijfel mogelijk kan zijn in hoofde van de burger dat het om een camera gaat die gebruikt wordt door de politie.

In artikel 6 wordt voorzien in een overgangsbepaling, meer bepaald dat de reeds geplaatste pictogrammen tegen uiterlijk 25 mei 2019 dienen aangepast te zijn aan de nieuwe bepalingen. Deze datum stemt overeen met het einde van de overgangsperiode voorzien in artikel 88 van de wet van 21 maart 2018 tot wijziging van de cameraregelgeving voor het in overeenstemming brengen met de nieuwe bepalingen van de reeds vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 maart 2018 geplaatste en gebruikte camera’s.

 

[1] Parl. St. Kamer, nr. 54/003, p. 67

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...